De Christelijke Afgescheidene Gemeente te ‘s-Gravenhage werd op 8 februari 1837 geïnstitueerd. Over de ontstaansgeschiedenis
van de Kerk van Den Haag schreven we al eerder. We vermeldden daar ook dat de kerkenraad de tijd gekomen achtte om de Haagse Gereformeerde Kerk per 1 januari 1925 te splitsen in twee zelfstandige kerken, elk met een eigen kerkenraad en met eigen predikanten
en kerkgebouwen.
Het interieur van een van de oudste Haagse gereformeerde kerken: die aan de Nobelstraat, in gebruik van 1850 tot
1911.
Het aantal leden van de kerk was sterk gegroeid en de massaliteit in het kerkelijk leven stond op de loer. Vandaar dat besloten werd tot de instituering van de Gereformeerde Kerk te ’s-Gravenhage Oost en ’s-Gravenhage
West.
Tot de kerk van Oost behoorden de Noorderkerk van 1906 aan de Schuytstraat, de Westerkerk, die in 1888 aan de Lange
Beestenmarkt in gebruik genomen was en de Oosterkerk van 1896 aan de Oranje Buitensingel. De Kerk van Den Haag-Oost had in 1925 ongeveer 6.400 leden.
1. De Gereformeerde Kerk te ‘s- Gravenhage-West tot 1955.
Tot de kerk van ’s-Gravenhage
West behoorden de Nieuwe Zuiderkerk aan de Reitzstraat (in 1914 in gebruik genomen en zestig jaar later, in 1974 buiten gebruik gesteld), de Westduinkerk aan de Fahrenheitstraat (in 1925 geopend en in 1990 voor de eredienst gesloten), en een hulpkerk ‘aan
het Kaapseplein bij de Langnekstraat’, die sinds 1925 gedurende enkele jaren als kerkgebouw dienst deed. Het Rusthuis in de Scheepersstraat bleef gemeenschappelijk eigendom van Oost en West, tot de kerk van Oost in 1932 een eigen gebouw aan de Groot
Hertoginnelaan in gebruik nam. De kerk van Den Haag-West telde bij de kerksplitsing in 1925 ongeveer 5.800 leden, waarvan 3.100 belijdende en 2.700 doopleden.
Aan de Gereformeerde Kerk te Den Haag-West waren ten tijde van de Kerksplitsing in 1925 drie
predikanten verbonden: ds. M. Schuurman (1859-1933), die op 12 december van het jaar daarop met emeritaat ging; dr. K. Dijk (1885-1968) die nog vele jaren aan de kerk van West verbonden was maar per 13 januari 1937 benoemd werd tot Hoogleraar aan de Theologische
Hogeschool in Kampen en daarom als predikant emeritaat verkreeg, en dr. D.H.Th. Vollenhoven (1892-1926), die op 13 oktober 1926 benoemd werd tot hoogleraar aan de Vrije Universiteit te Amsterdam.
Om te beginnen willen we eerst een korte blik werpen
op de in 1925 in gebruik zijnde kerkgebouwen.
De Nieuwe Zuiderkerk.
De Nieuwe Zuiderkerk aan de Reitzstraat was, met haar 1.500 zitplaatsen, het grootste gereformeerde kerkgebouw niet alleen van ‘s-Gravenhage-West, maar tot dan toe ook
het grootste van heel Den Haag. Het werd in 1913/1914 gebouwd door aannemer P. Sipkes, ter vervanging van de Nobelstraatkerk. De architect was Th. Anema, net als Sipkes lid van de Gereformeerde Kerk van ’s-Gravenhage-West. De kerk telde 900 plaatsen
in het schip en nog eens 600 verdeeld over de drie galerijen. Vóór en in de ‘twintiger jaren’ zat het kerkgebouw zondag aan zondag, ’s morgens en ’s middags helemaal vol.
Met zoveel zitplaatsen waren de zes
uitgangen en de drie nooduitgangen geen overbodige luxe. Achter de kerkzaal was een evangelisatielokaal gebouwd dat in twee gedeelten kon worden gesplitst en daarboven was de kosterswoning.
De Nieuwe Zuiderkerk.
De ingebruikneming van de kerk vond plaats
in een kerkdienst op 10 december 1913, met als voorganger ds. Js. van der Linden (1852-1926). In zijn toespraak wees hij er op hoe het leven in de Haagse Gereformeerde Kerk zich had ontwikkeld en dat gereformeerden in sommige straten soms huis-aan-huis woonden.
Het door de fa. M. Vermeulen te Woerden gebouwde orgel werd op 23 mei 1917 in gebruik genomen.
Bekende predikers hebben in de Nieuwe Zuiderkerk historie gemaakt, zoals in de jaren 1916 tot 1925 ds. L. Douma (1873-1958) en ook daarna dr. K. Dijk, die
zeer veel kerkgangers trokken.
De Westduinkerk.
De Westduinkerk aan de Fahrenheitstraat werd op 4 februari 1925, een maand na de kerksplitsing dus, met een plechtige dienst onder leiding van wijkpredikant ds. M. Schuurman ingewijd. In juli
1922 was door de Haagse kerkenraad een prijsvraag uitgeschreven, waarop maar liefst negenenzestig inzendingen kwamen. Het ontwerp van architect Logemann werd gekozen. Op 29 september 1923 legde dr. K. Dijk de eerste steen. En in de voorgevel zou, op initiatief
van ds. Js. Van der Linden, als tekst gebeiteld worden: ‘Zalig zijn degenen, die het Woord Gods hooren en hetzelve bewaren’. De aannemer was K.L.A. Weimar Jr. uit Den Haag. De bouwers hadden met veel slecht weer te maken: op niet minder dan
69 dagen kon niet worden gewerkt. Maar het resultaat mocht er zijn. Boven de ingangen aan de Hanenburglaan was een monumentale gevel ontworpen met glas-in-loodvensters. De zijgevels waren eenvoudig gehouden, evenals de toren, die 42 meter hoog was. Het middenschip
was 16 ½ meter breed en 24 meter diep. Alleen vóór het podium waren stoelen opgesteld, zodat die bij een avondmaalsviering konden worden verwijderd om daar de avondmaalstafels te plaatsen.
Op den begane grond telde de
kerk 868 zitplaatsen, op de drie galerijen 336, waar men via brede trappen een plaats kon zoeken. Boven het podium (met de preekstoel en de banken voor de ambtsdragers) was de orgelgalerij (het door de fa. G. van Leeuwen gebouwde orgel werd een paar maanden
later geplaatst: ‘Velen moesten zich met een staanplaats tevreden stellen’).
In de kelder stonden drie ovens die circulerende koude lucht verwarmden; door een rooster in de vloer van de kerk kwam de warme lucht naar binnen. De kap was van
vurenhout en donker geschilderd, terwijl in het interieur veel teakhout is gebruikt. Er waren vijf uitgangen. Brede trappen leidden naar de galerijen. Op het podium waren de banken voor ouderlingen en diakenen geplaatst.
De Westduinkerk.
In en na de oorlog.
In
de Tweede Wereldoorlog lieten de Duitsers het gebied waar ook de Westduinkerk lag ontruimen ten behoeve van de bouw van de Atlantikwall. Nadat de bewoners van het gebied geëvacueerd waren werden meer dan 3.000 woningen gesloopt. Daar wilden
de bezetters een tankgracht aanleggen. De toren werd voor de helft neergehaald en de beide luidklokken (luisterende naar de namen Rika en Maarten) zouden naar Duitsland afgevoerd worden; beide werden na de oorlog teruggevonden en konden eerst in 1958 in de
inmiddels herbouwde, in verband met de nieuwbouw in de directe omgeving modernere, toren worden opgehangen.
Het ledental tot 1955.
Stond de teller van het ledental in 1925 bij de instituering van Den Haag-West nog op 5.800, tien jaar later
was de kerk met drieduizend gemeenteleden tot bijna 8.800 gegroeid. En deze groei zette gewoon door en bereikte in 1952 haar hoogtepunt met een totaal van 11.802 gemeenteleden. Daarmee was West ongetwijfeld de snelst groeide van de Haagse Gereformeerde
Kerken. Geen wonder, want ook Den Haag groeide in westelijke richting onstuimig. In groot tempo werden daar huizen gebouwd en kwamen er gereformeerden wonen. Vandaar dat al vrij snel gedacht werd aan de bouw van een nieuwe kerk, het inleggen van nieuwe kerkwijken,
het uitbreiden van het aantal predikantsplaatsen en daarmee tevens aan de uitbreiding van het aantal ambtsdragers.
De door de kerkenraad ingestelde te vervullen predikantsplaatsen groeiden met het aantal gemeenteleden mee. Had ’s-Gravenhage-West
in 1925 nog drie predikanten, tien jaar later waren er vijf gemeentepredikanten (plus een predikant “voor de arbeid op Curaçao en onder de verstrooiden in Nederlands West-Indië”, zoals dat officieel heette). Wéér tien
jaar later, in 1945, telde ‘West’ zes gemeentepredikanten én twee voor bijzondere werkzaamheden: nog steeds een predikant ‘voor Curaçao’, maar intussen ook een predikant voor de evangelisatiearbeid.
Door de sterke
groei van de Gereformeerde Kerk van ‘West’ besloot de kerkenraad de kerk per 1 juli 1952 in twee zelfstandige kerken te splitsen. ‘West’ werd per die datum de moederkerk van de zelfstandige Gereformeerde Kerk ’s-Gravenhage-Moerwijk.
Geen wonder dus dat het ledental van West daardoor terugliep, en wel van de al eerder genoemde 11. 802 naar 9.672. Inmiddels waren aan de kerk van West negen predikantsplaatsen verbonden. Kortom het aantal dienstdoende predikanten hield naar verhouding
gelijke tred met de groei van het ledental.
De kerkgebouwen tot 1955.
We vermeldden al dat bij de instituering in 1925 de Gereformeerde Kerk te ’s-Gravenhage West de beschikking had over drie kerkgebouwen. Dat waren de Nieuwe Zuiderkerk,
de Westduinkerk en de hulpkerk aan het Kaapscheplein bij de Langenekstraat. Deze hulpkerk moest in verband met geplande woningbouw al snel verdwijnen, en op 14 november 1926 werd daar de laatste dienst gehouden.
Terwijl het ledental nog ongeremd doorgroeide
werden plannen gemaakt voor de bouw van een grote nieuwe kerk, de Valkenboskerk, die met een eerste dienst op 18 december 1929 in gebruik genomen werd. De kerkenraadsvergaderingen werden vanaf toen niet meer in de Nieuwe Zuiderkerk, maar in de Valkenboskerk
gehouden; daar werd ook het kerkelijk bureau gevestigd. Tot 1938 bleven de Nieuwe Zuiderkerk, de Westduinkerk en de Valkenboskerk de drie kerken van West.
De Valkenboskerk.
De Valkenboskerk.
Het nieuwe kerkgebouw van de Gereformeerde
Kerk van ‘s-Gravenhage-West aan de Zuiderparklaan werd woensdagavond 18 december 1929 in gebruik genomen. De architect was B. van Heyningen, wiens ontwerp uit zestien door gereformeerde architecten ingestuurde plannen werd gekozen. Het gebouw bestond,
behalve uit de eigenlijke kerk met 1.000 zitplaatsen, uit een vergaderzaal voor 300 personen, een kantoorruimte, een wachtkamer, een predikantskamer, een kosterswoning en een toren van ruim dertig meter hoogte. De Valkenboskerk werd gebouwd op het brede
kruispunt van de Zuiderparklaan en de Loosduinsekade.
De kerk werd bijna geheel uit gewone rode baksteen opgetrokken en bestond uit drie groepen bebouwing, t.w. het eigenlijke kerkgebouw, de genoemde vergaderzaal waarboven zich de toren verhief en de
administratieve afdeling. De vergaderzaal kon door rolluiken in drieën verdeeld worden, die elk een eigen ingang hadden en dientengevolge ook afzonderlijk gebruikt konden worden.
De kerkzaal was een vrijwel rechthoekige ruimte met een galerij,
waarop tweehonderd personen een plaats konden vinden. Boven de kansel was een bladvormig klankbord aangebracht. Voor het interieur van de kerk werden lichte kleuren gebruikt; de banken en verdere meubels waren van donkerkleurig hout gemaakt. De
vloer was met groen kurklinoleum belegd, terwijl achter de kansel een donkerrood tapijt was aangebracht. De aannemer was de firma L. Koolen. De bouw en de inrichting hebben ruim anderhalf jaar in beslag genomen en kostten ongeveer fl. 180.000.
Hulpkerken.
Door de snelle groei van de stad ten zuiden van de Troelstrakade moest ongeveer tien jaar na de ingebruikneming van de Valkenboskerk gezocht worden naar een plaats van samenkomst voor de gemeenteleden in het nieuwe stadsdeel. Deze werd gevonden in de bovenzaal
van de kantine op het marktterrein aan de Marktweg. Van 4 september 1938 tot 23 augustus 1942 werden daar regelmatig kerkdiensten gehouden. Daarna werden zeven jaar lang, tot en met september 1946, weer alleen de drie kerkgebouwen gebruikt. Op de 29ste
van die maand werd echter opnieuw een hulpkerk in gebruik genomen, nu het gymnastieklokaal van de Koningin Wilhelminaschool aan de Boerenstraat.
Ook in een heel ander stadsdeel moest een noodmatregel getroffen worden. Want vanaf 8 januari 1950 tot en
met 30 december 1956 werden ook kerkdiensten gehouden in het lokaal Zonnebloemstraat 70, waar een deel van kerkwijk VII samenkwam. Dit lokaal werd echter na verloop van tijd te klein. Men zocht daarom naar een andere samenkomstgelegenheid en vond die met ingang
van 6 januari 1957 in de Aula van het Tweede Vrijzinnig Christelijk Lyceum aan de Goudsbloemlaan. Daar konden zeshonderd kerkgangers een plaats vinden. Die ruimte werd tot 1956 gebruikt.
Auteur: G J Kok. Meer informatie geschiedenis GRK zie https://gereformeerdekerken.info (foto's zijn daar bekend in archief oude kerken)